Overijssel

Wie was Philip Dirk baron van Pallandt nu écht?

Ommen en Van Pallandt horen bij elkaar, zoals boter en kaas. Menig Ommenaar is bekend met Philip Dirk baron van Pallandt als scouting-man die woonde op landgoed Eerde. Een landgoed dat hij later aan diverse natuurorganisaties heeft overgedragen. Maar er valt nog veel meer te vertellen over deze baron, die absoluut niet voldeed aan het stereotype beeld van een adellijke. 

Joke Draaijer geeft in ‘Landgoed als leerschool’ een gedetailleerd beeld van de persoon Philip Dirk baron van Pallandt (1889 – 1979). Dit artikel is een zeer beknopte samenvatting van haar boek.  

Omslag van boek over Philip Dirk Baron van Pallandt van Eerde

Zorgeloze adellijke jeugd

In zijn jeugd verdeelde de jonge Philip Dirk van Pallandt zijn tijd tussen hartje centrum Den Haag en het familielandgoed Duinrell bij Wassenaar. Verder reisde zijn familie regelmatig naar Engeland, het thuisland van zijn moeder. Philip bracht tussen zijn 14de en 18de jaar verscheidene zomers door bij zijn oom William Woodward in Plymouth. 

Daar, in Engeland, maakte Philip kennis met scouting. Het was toen een nieuwe sociaal-maatschappelijke beweging, opgezet door Robert Baden Powell. Men wilde jonge jongens uit de lagere klassen van de straat houden door hen trainingen aan te bieden in hulpvaardigheid, vindingrijkheid, discipline en moed. Na zijn kennismaking met de uitgangspunten van scouting, legde Philip contact met de padvindersgroep in Den Haag. Hij opende voor hen landgoed Duinrell, zodat ze er konden oefenen. Ook zorgde hij voor de Nederlandse vertaling van het basisboek Scouting for Boys. Hij ontwierp promotiemateriaal en gaf lezingen over deze nieuwe beweging. In 1914 werd hij bestuurslid van het hoofdbestuur van de Nederlandse Padvinders Organisatie, voorloper van de vereniging De Nederlandse Padvinders (ofwel Scouting). 

Philip is een aantal jaren naar een elitaire basisschool gegaan, maar vermoedelijk vanwege pesterijen kreeg hij vanaf zijn 10de thuisonderwijs. Hij heeft nooit hoger onderwijs genoten. En vanwege zijn ‘gevoeligheid’ werd hem aangeraden om veel tijd in de natuur door te brengen. Zijn nanny maakte urenlange wandelingen met hem op landgoed Duinrell. Gelukkig hield hij van de natuur en bracht hij graag zijn tijd buiten in de bossen door. Op zijn 10de begon hij al met het fotograferen van vogels en op zijn 17de leidde hij de oprichter van de Nederlandse Vereniging van Natuurmonumenten, Jacques P. Thijsse, rond op het landgoed. In 1909 werd Philip zelf lid van Natuurmonumenten. 

Philip hield in zijn jeugdjaren van sporten en dan vooral van ‘snelle’ sporten. Zo leerde hij kunstschaatsen, reed hij al op vroege leeftijd auto en suisde hij in een kleine slee verschillende bergen af. 

Hij had dus een relatief onbezorgde jeugd, waarbij aan geld geen gebrek was. 

Alles veranderde in 1913 

In 1913, op 23-jarige leeftijd, erfde Philip landgoed Eerde. Een landgoed van bijna 1700 hectare bestaande uit bos, heide, vennen, zandverstuivingen, ruim 20 (pacht)boerderijen en een aantal dienstwoningen. In het eeuwenoude kasteel bevond zich een grote collectie antieke meubels, zilver en enkele oude wandtapijten. Philip werd dus grootgrondbezitter op het Overijsselse platteland, in plaats van landgoedeigenaar in de omgeving van Den Haag. 

Hij erfde de landgoederen Eerde en het Laar van Rudolf Theodorus van Pallandt van Eerde (1868 – 1913), een achterneef van zijn vader. Philip had op dat moment maar twee keer het landgoed van zijn achterneef bezocht. En toch zag de ongetrouwde en kinderloze Rudolf in Philip een goede opvolger. Hun beider liefde voor de jacht zal daarbij zeker een rol hebben gespeeld. 

Deze tak van de Van Pallandts had het landgoed sinds 1706 in haar bezit. Johan Warner van Pallandt kocht het destijds, brak het bestaande huis af en legde de basis voor het huidige kasteel Eerde. Hij kon dit doen, omdat hij als generaal in de Spaanse successieoorlog genoeg buitgeld had binnengehaald. In de twee eeuwen daarna werd het landgoed steeds groter door huwelijken en verervingen. 

Foto van Philip zijn verre neef Rudolph baron van Pallandt van Eerde
Bron: beeldbank CCO

Veranderende positie van adel

Toen Philip het landgoed erfde, was hij compleet onervaren met het beheer van een landgoed en alles wat daarbij kwam kijken. Zijn ouders hadden hem nooit voorbereid op het runnen van een dergelijk bezit. Daarnaast kreeg Philip te maken met de veranderende positie van de adel in Europa. Vooral na de Eerste Wereldoorlog werden veel van hun bevoorrechte status en posities door de landelijke overheid afgenomen. Tel daarbij de economische crisis van de jaren 30 op, en je weet dat Philip het niet gemakkelijk had als jonge en nieuwe baron. 

Afwijken van de norm

Kort nadat Philip het landgoed erfde, stelde hij het landgoed open voor iedereen. Dit was zeer ongebruikelijk. Vanzelfsprekend waren scoutinggroepen uit heel Nederland welkom. Hij gaf zijn personeel ook gelijk een forse loonsverhoging. Dit maakte hem niet populair bij de lokale boeren en bij de graaf van Rechteren, want hierdoor konden zij moeilijker aan personeel komen en moesten zij ook het salaris gedeeltelijk verhogen. 

In die eerste jaren had Philip allerlei plannen voor het landgoed; van het opzetten van een landbouwschool en een kinderziekenhuis tot de stichting van een spiritueel wereldcentrum. Zijn onervarenheid, zijn beperkte kennis en gebrek aan zelfvertrouwen, zorgden ervoor dat deze plannen nooit gerealiseerd werden. 

Zijn interesse voor het praktische beheer van zijn omvangrijke bezit was afwezig. Prins Hendrik attendeerde tijdens zijn bezoek aan landgoed Eerde in 1914 erop dat Philip wel een toezichthouder kon gebruiken. De prins deed een suggestie voor een geschikt persoon en Philip heeft die gelijk aangenomen. 

Van jager en vrijbuiter naar natuurbeheer en sociaal-bewogenheid

De Eerste Wereldoorlog was voor Philip een keerpunt in zijn leven. Aan het begin van de oorlog reisde hij nog uit een hang naar avontuur zelf naar het oorlogsgebied in België. Hij wilde deze Grote Oorlog met eigen ogen zien en ervaren. Daar hoorde hij van de Britse officieren over de verschrikkingen aan het front. Vervolgens zag hij tijdens een bezoek aan Wenen de vreselijke omstandigheden waarin bewoners en vooral kinderen in Oostenrijk en Hongarije leefden. Hij bood zijn hulp aan door deze kinderen een tijdelijke opvang te bieden op zijn landgoed. 

Door deze ervaringen nam zijn oorspronkelijke naïviteit af en verlangde hij naar een rol van betekenis voor mensen en de wereld. Hij begon zich steeds meer in te zetten voor de Scouting, Natuurmonumenten en Vogelbescherming. Later werd hij lid van de Nederlandse afdeling van de Theosofische Vereniging. Een alternatief geloof dat niet viel onder één van de vier zuilen uit die tijd. Daarin was hij als baron uniek, want de meeste adellijken bleven aangesloten bij de sociaaldemocratische, protestants-christelijke, rooms-katholieke of liberale zuil. Slechts enkele andere adelen kozen na de Eerste Wereldoorlog voor een alternatief.  

Deze veranderende houding betekende ook dat hij in 1919 definitief stopte met de jacht. Hij kon het doden van dieren niet meer verenigen met zijn inzet voor Natuurmonumenten en zijn nieuwe levensvisie zoals verwoord door de Theosofische Vereniging. 

Krishnamurti (linksonder) op landgoed Eerde Bron: beeldbank CCO

Krishnamurti 

Een ander persoon die in één adem met Ommen en Van Pallandt wordt genoemd, is Krishnamurti. Philip was zo onder de indruk van deze jonge Indiase spirituele leider, dat hij zijn landgoed aan hem wilde afstaan, zodat er op het landgoed een geestelijk wereldcentrum opgezet kon worden. Krishnamurti wilde alleen geen aardse bezittingen, dus werd er uiteindelijk een onafhankelijke stichting opgezet waar de bezittingen van Philip in werden ondergebracht. Het bestuur werd gevormd door Krishnamurti, maar ook namen diverse vertegenwoordigers van de Nederlandse Theosofische Vereniging daarin plaats, naast Philip zelf. Landgoed Eerde werd toen het hoofdkwartier van de Orde van de Ster, de thuisbasis van de nieuwe wereldleraar Krishnamurti. 

Met het weggeven van zijn landgoed ging Philip tegen alle onuitgesproken regels van de adel in. Bezit werd nooit weggegeven. Het betekende dan ook een breuk met veel van zijn adellijke vrienden. 

In 1924 kwamen zo’n 500 leden van de Orde van de Ster naar landgoed Eerde voor de eerste Sterkamp. Deze leden waren afkomstig uit dertig landen. Daarna werden de Sterkampen elk jaar groter en professioneler van opzet. In 1929 bezochten zo’n 2000 mensen uit 41 landen Ommen voor spirituele inspiratie. En het was tijdens dit kamp in 1929, dat Krishnamurti aankondigde dat hij de Orde van de Ster ging ontbinden. De orde had ondertussen wereldwijd ruim 100.000 volgelingen. Krishnamurti was echter van mening dat geloof een individuele kwestie moest zijn. Het kritiekloos volgen van een leider hoorde daar niet bij. De sleutel naar geluk lag binnenin jezelf, volgens hem. Zijn volgelingen waren uiteraard teleurgesteld, maar bleven elkaar in Eerde ontmoeten tijdens de Sterkampen die toch nog jaarlijks werden georganiseerd tot en met 1939. Krishnamurti kwam ook nog regelmatig daar voor het geven van lezingen, maar was inmiddels wel uit het bestuur van stichting Eerde gestapt. 

In 1931 kreeg Philip al zijn vroegere bezittingen weer terug van stichting Eerde. Op zijn landgoed zou definitief geen wereldcentrum of gemeenschap van gelijkgezinden komen. Wat er wel kwam, was een enorme belastingaanslag. 

Edith Stichting

Philip besloot in 1927 de erfenis van zijn moeder te gebruiken voor sociaal werk. In navolging van andere adelen en ondernemers wilde hij de erfenis gebruiken voor de bouw van een badhuis, een school gebaseerd op de leermethoden van Maria Montessori en voor enkele arbeiderswoningen. De erfenis die zijn moeder naliet was omgerekend naar de waarde van vandaag zo’n half miljoen euro waard. 

Dat lijkt veel, maar Philip wilde kwaliteit. Zo kwam er een schoolgebouw met badhuis, een bibliotheek, een clublokaal en twee zit/slaapkamers voor het onderwijzend personeel. De 10 arbeiderswoningen werden ook met veel oog voor detail gebouwd. Dat leidde ertoe dat beide projecten uiteindelijk een keer zoveel kostten. 

Ondanks zijn goede bedoelingen, blijkt hier weer dat Philip weinig zakelijk inzicht had of in ieder geval moeite had om zijn hand op de knip te houden. Maar goed, het maakte ook niet veel uit, want hij had ondertussen ook een forse erfenis van zijn vader gekregen. Hiermee kon hij de extra kosten betalen. 

De huuropbrengsten van de arbeiderswoningen werden in de kas van Stichting Edith Huis gestopt. Het Edith Huis doet inmiddels ook dienst als buurthuis, waar o.a. cursussen worden gehouden. Vanwege de economische crisis in de jaren 30 kon Philip geen extra geld meer in de stichting stoppen om alles draaiende te houden, want ook hij moest op zijn centen gaan letten. Dus moest het bestuur op zoek gaan naar aanvullende inkomsten. Dat deed zij door de sportterreinen te verhuren aan organisaties en het Edith Huis in de zomer te verhuren als vakantiewoning. 

Verkoop van het Laar

Begin jaren 30 had Philip dringend geld nodig. Hij besloot toen om landgoed het Laar te verkopen aan de gemeente Ommen. Hij deed dit op verzoek van de toenmalige burgemeester Nering Bögel. De gemeenteraad gaf als reden voor de aankoop dat men het eeuwenoude landgoed wilde bewaren voor de gemeenschap. Wel vielen de percelen die in gebruik waren door de Edith Stichting buiten de verkoop. 

Volgens velen verkocht Philip het landgoed voor een veel te laag bedrag, maar vermoedelijk wilde hij het landgoed zoveel mogelijk als één geheel bij elkaar houden. Wel heeft hij een strook grond in de nabijheid van Het Laar buiten de verkoop gehouden. Het was een goede plek voor toekomstige woningbouw. Ook hield hij Ada’s Hoeve en de padvindersboerderij aan de Koesteeg buiten de verkoop, en verkocht hij deze bezittingen in 1935 aan de padvinderij, wederom voor een vriendelijke prijs. 

Kasteel Eerde als school

In eerste instantie woonde Philip zelf in het kasteel, maar hij liet na zijn huwelijk een huis bouwen op het landgoed, waarin hij met zijn gezin ging wonen. Maar wat moest hij met het kasteel? 

Uiteindelijk lukte het Philip om in 1934 een huurder voor zijn kasteel met bijgebouwen te vinden. Het Genootschap van Vrienden (quakers) huurde het geheel om er een school met internaat te beginnen. Eerde was voor hen niet alleen geschikt vanwege de voorzieningen in het gebouw, maar ook omdat het dichtbij Duitsland lag. Daar zouden de eerste leerlingen vooral vandaan komen. De van oorsprong Engelse quakers hadden namelijk maar een kleine gemeenschap in Nederland.  

De komst van de quakers was de start van kasteel Eerde als internationale kostschool, waar jongens en meisjes het basis- en middelbaar onderwijs konden volgen. Al snel na de opening in 1934, bleek dat de school met haar internaat een ideale plek was voor volwassenen en kinderen die Duitsland wilden ontvluchten. Veel kinderen kwamen uit de gegoede joodse intellectuele kringen van Frankfurt, Berlijn en Hamburg. Ook het onderwijzend personeel kwam vaak vanwege politieke redenen of joodse afkomst naar Eerde om er te werken. 

Natuurbeheer

In 1938 verkocht Philip een productiebos met dennenbomen en meertjes aan Staatsbosbeheer. Dat bos lag ten noorden van de provinciale weg die gaat van Ommen naar Den Ham. Dit productiebos was tot stand gebracht door een voorouder om op die manier de enorme zandverstuivingen tegen te gaan. Philip bedwong bij de verkoop dat Staatsbosbeheer het onroerende goed alleen als boswachterij mocht worden geëxploiteerd en gebruikt. Het moest opengesteld blijven voor het publiek zolang dat geen schade opleverde voor de bosexploitatie en bescherming van het natuurschoon. Ook moest Staatsbosbeheer tenminste één zandverstuiving in stand houden, dat werd de Sahara. De jacht bleef verboden en er mochten geen gebouwen voor industrieel doel worden gebouwd. Eventuele andere gebouwen mochten niet vanaf de provinciale weg zichtbaar zijn. Ondanks al deze voorwaarden had Staatsbosbeheer toch interesse. Ze kocht het bos vooral in het kader van werkverschaffing voor werklozen en ten behoeve van natuurbescherming in de regio Salland. 

Dankzij deze strenge voorwaarden van Philip, ook bij andere verkopen, is een groot deel van de natuur tussen Ommen en Junne bewaard gebleven. 

Professionalisering van landgoedbeheer

In 1937 trad de pachtwet in werking. In vervolg moest de pachtheer een schriftelijke overeenkomst afsluiten met zijn pachters. Joke Draaijer geeft aan dat uit de familiearchieven blijkt dat Philip voor die tijd geen schriftelijke afspraken had gemaakt met zijn pachters. Deze moesten er nu wel komen en dus huurde hij de Heidemij in om het financiële beheer van landgoed Eerde over te nemen. Waarschijnlijk realiseerde hij zich toen ook dat zijn kwaliteiten niet lagen op gebied van financieel beheer. 

Verblijf in kamp Buchenwald 

En toen gebeurde er iets ingrijpends. In 1940 werd Philip van zijn bed gelicht door Duitse soldaten en moest hij met hen meekomen. 

Arthur Seyss-Inquart, de rijkscommissaris van het Nederlands gebied, was boos op de Nederlandse regering. Die had in Nederlands-Indië 2000 Duitse mannen gevangen genomen. In reactie daarop arresteerde hij Indische ambtenaren en leerkrachten die met tijdelijk verlof in Nederland waren. Ook nam hij enkele leden van de hofhouding gevangen. Omdat Nederland de Duitse gevangenen toen nog steeds niet vrijliet, liet hij een tweede groep Nederlanders oppakken en afvoeren. Dit keer koos hij voor prominente personen uit de Nederlandse samenleving, die een band hadden met het koninklijk huis. Philip kende vooral prins Bernhard vanwege de scouting. Zijn vrouw Willie had Indische wortels en verder werden op het kasteel joodse kinderen en volwassenen opgevangen en mogelijk speelde ook Philip zijn band met Krishnamurti een rol. De arrestaties werden al in september aangekondigd, dus Philip en zijn vrouw Willie konden niet heel verbaasd zijn geweest toen op 7 oktober een Duitse soldaat voor hun deur stond.

Philip werd samen met verschillende politici, oud-ministers, journalisten en hoogleraren naar Buchenwald gebracht. Ook violist Jo Juda maakte deel uit van de groep. Met hem zou Philip een hechte vriendschap opbouwen. In Buchenwald werden de Nederlanders behandeld als krijgsgevangenen. Dat betekende dat ze pakketjes uit Nederland konden ontvangen, niet hoefde te werken en niet werden mishandeld. Men werd wel afgesnauwd en uitgescholden, en veel voorzieningen zoals fatsoenlijk eten, dekens en kachels waren er niet. Hierdoor stierven in die winter toch nog veertien gevangenen. 

Hun kampgedeelte in Buchenwald stond onder toezicht van het Rode Kruis, en ze kregen dan ook in de loop van die eerste winter dikkere dekens en een kachel van de organisatie. In het voorjaar konden ze weer goederen ontvangen van familieleden en vrienden. Hierdoor werd in kamp Buchenwald het verblijf van de Nederlandsers ‘de gouden hoek’ genoemd. Philip kon zich daar later boos overmaken, want het leven daar was niet gemakkelijk. Voor hem zeker niet, want voor het eerst in zijn leven moest hij ook huishoudelijke taken uitvoeren zoals schoonmaken.

In totaal heeft Philip 5 maanden in Kamp Buchenwald doorgebracht. In die maanden kregen hij en zijn medegevangenen wel iets mee van de terreur die in Buchenwald heerste. Niet alleen werd informatie verkregen van gevangenen die in hun barak kwamen om spullen te brengen, maar Philip heeft ook veel gepraat bij het prikkeldraad met de gevangenen die aan de andere kant zaten. Hij werd door zijn medegevangenen ook wel ‘roddeloudste’ genoemd. 

Vanwege de sterfgevallen onder de krijgsgevangenen, maar ook vanwege het toenemend aantal bezoeken van het Rode Kruis, begon het de Duitsers een beetje te heet onder de voeten te worden. Want hierdoor zag het Rode Kruis ook wat er elders in het kamp gebeurde. Daarom werd in april besloten om de gijzelaars om gezondheids- of leeftijdsredenen vrij te laten. Die medische redenen waren soms gefingeerd, zoals in het geval van Drees die maagkanker zou hebben, maar dat niet had. 

De vroege vrijlating van Philip, want een deel van de krijgsgevangenen moest langer blijven, is waarschijnlijk gebeurd vanwege de inzet van Willie. Zij heeft aan de Duitsers in brieven duidelijk gemaakt hoe Philip na de Eerste Wereldoorlog Oostenrijkse en Hongaarse kinderen heeft opgevangen op zijn landgoed. Ook was er een brief van prinses Bona van Beieren, die vroeg om de vrijlating van Philip. Hoe zij Philip kende is onbekend. 

Na zijn vrijlating keerde Philip terug naar zijn huis op landgoed Eerde. Zijn acties en activiteiten daarna maken duidelijk dat het verblijf in Buchenwald grote indruk op hem heeft gemaakt. Volgens hemzelf heeft het geleid tot het vrijlaten van zijn fysieke zelf, en was het voor Philip een moment van diepgaande bezinning geweest. Bij de andere krijgsgevangenen stond hij ook bekend om zijn liefde voor de filosofie van Krishnamurti die hij niet onder stoelen of tafels stak, tot vervelens toe volgens sommige medegevangenen. 

Bezetting door de Duitsers

Het landgoed en de bezittingen van Philip werden tijdens de Tweede Wereldoorlog gedeeltelijk in beslag genomen door de Duitsers. 

Al in het najaar van 1940 kreeg het terrein waar vroeger de sterkampen van Krishnamurti werden georganiseerd, een totaal andere bestemming. Eerst kwam er een soort van werkkamp voor werklozen. Philip heeft daarvan nog geprofiteerd, want zij egaliseerden 3 hectare bos en legden sloten en wegen aan op zijn landgoed. Vanaf 1942 werd het werkkamp veranderd in een gevangenkamp voor veroordeelde mannen. Zij werkten in Duitsland of in de omgeving van Ommen. Mishandeling door de Nederlandse bewakers vond aan de lopende band plaats, met soms de dood tot gevolg. Eind mei 1943 verlieten de veroordeelden het kamp en werd kamp Erika een strafkamp voor asocialen en weigeraars van de Arbeidteinsatz. 

Philip kon tijdens de oorlog hiertegen niets doen, maar heeft na de oorlog er ook nooit over gesproken. Krishnamurti besloot naar aanleiding van deze gebeurtenissen om nooit meer een voet op het terrein van de voormalige sterkampen te zetten. 

De Quakerschool bleef zo goed als mogelijk open tijdens de Tweede Wereldoorlog, maar moest later verhuizen naar de grote woning van Philip, omdat de bezetter eind 1943 het kasteel vorderde. De grote tapijten wist Philip vooraf in veiligheid te brengen door ze bij het rijksmuseum op te slaan. Het zilverwerk en later ook het koper verdween onder de grond, vlak bij zijn woonhuis. 

De Duitsers gebruikten het kasteel voor het onderbrengen van Hitlerjugend, gevluchte NSB-families na D-Day en ook werden er tijdelijk 200 Russische gevangen ondergebracht. Toen Philip na de oorlog het kasteel terugkreeg, zag het eruit als een zwijnenstal, alles was vies en kapot. 

Foto: Monument Kamp Erika in de bossen van landgoed Eerde

Hulp aan onderduikers

Op landgoed Eerde werden niet alleen Joodse kinderen opgevangen door de quakers, maar ook bij Adri Knappert die een huisje huurde van Philip op zijn landgoed. Met medeweten van Philip bood ze onderdak aan Joodse kinderen. Ze moest alleen in 1944 van het landgoed vertrekken, omdat het succesvolle netwerk rond de Joodse onderduikers aandacht begon te trekken. 

Vanaf 1943 begonnen Philip en zijn vrouw Willie onderduikers op te vangen. Eerst alleen familieleden, later ook een Amerikaanse soldaat en enkele andere kennissen en vrienden. Verder verstrekten hij en zijn vrouw eten aan mensen die vanuit de Randstad naar hun landgoed kwamen. Het is onbekend of ze daarvoor geld vroegen of het eten weggaven.

Afscheid nemen van zijn erfenis

Philip is 55 jaar wanneer de Tweede Wereldoorlog eindigt. Concentratiekamp Erika wordt gevangenkamp Erica. In de biografie van Joke Draaijer worden positieve verhalen verteld over zijn inzet om deze gevangenen weer op weg te helpen, maar andere bronnen maken melding van mishandeling en ook slechte hygiënische omstandigheden.

Maar als de laatste gevangenen weg zijn, en duidelijk wordt dat er geen Sterkampen meer gehouden zullen worden, besluit Stichting Eerde afstand te doen van het vruchtgebruik dat ze nog steeds had. Nu dat er geen Sterkampen meer werden georganiseerd, was de weg vrij voor Philip om het vervallen terrein aan Stichting Besthemenerberg in beheer te geven. Deze stichting organiseerde jeugdkampen waar duizenden kinderen uit heel Nederland op afkwamen. Nu bevindt zich op het voormalige terrein van concentratiekamp Erika een groot vakantiepark met een honderdtal huisjes. 

Kasteel Eerde zelf deed gelijk na de oorlog eerst dienst als herstellingsoord voor arbeiders die terugkeerden uit Duitsland. Voormalige concentratiekampbewoners konden er aansterken. Het waren de quakers die voor hen zorgden. Nadat het herstellingsoord werd gesloten, werd het gebouw weer verhuurd aan Quakerschool Eerde. Hierbij werd afgesproken dat de school verantwoordelijk werd voor de binnenkant van het gebouw en Philip het onderhoud van de buitenkant voor zijn rekening nam. Ondanks dat hij voor het herstel subsidie kreeg, moest hij toch nog zelf een fors bedrag bijleggen. 

Even later ontstond er een breuk binnen de Quakerschool. Philip, als eigenaar van het gebouw, koos de kant van zijn vriend en schoonzoon. Hij zegde het huurcontract met de Quakerschool op en verhuurde kasteel Eerde daarna aan de nieuw opgerichte internationale school met internaat. International School Eerde is nog steeds de huurder en grootgebruiker van kasteel Eerde. 

In 1948 verkocht Philip een deel van landgoed Eerde aan Natuurmonumenten. In 1965 werd ook het kasteel en de overige delen van het landgoed in een NV ondergebracht, waarvan Natuurmonumenten 51% van de aandelen kocht. De andere 49% kwamen in handen van de twee dochters van Philip. Hiermee kon de familie-invloed blijven uitoefenen op het beheer, terwijl Natuurmonumenten het merendeel van de aandelen had. Inmiddels is Natuurmonumenten volledig eigenaar van kasteel Eerde.  

Ook de Edith stichting werd na de oorlog weer nieuw leven ingeblazen door Philip en zijn vrouw. In het voormalige schoolgebouw kwam weer een kleuterschool en een lagere school. Ook werd er landbouw/huishoudonderwijs gegeven. De huur van de 10 sociale huurwoningen werd verhoogd, omdat de mensen die er nu woonden niet meer tot de armsten van Ommen behoorden. Het duurde alleen enkele jaren voordat deze huren daadwerkelijk verhoogd konden worden, want er moest eerst toestemming worden gevraagd. Maar ook na deze huurverhoging was het moeilijk om de stichting ter ere van zijn moeder rendabel te houden. Dus nam Philip in februari 1960 afscheid van de sociale huurwoningen. In oktober 1971 werd het Edith Huis, waarin ook de basisschool en kleuterschool zat, verkocht aan een tandarts. Het ernaast gelegen houten clubgebouw ging naar de Ommense muziekvereniging ‘Crescendo’. 

Tot slot

En daarmee nam Philip Dirk baron van Pallandt definitief afscheid van zijn verantwoordelijkheid over de omvangrijke erfenis die hij in 1913 had gekregen van zijn verre neef Rudolph. Een erfenis waarop hij niet was voorbereid en die hij vanwege de veranderende sociale en economische omstandigheden niet rendabel kon houden. 

In plaats van het landgoed te laten verloederen of aan de hoogste bieder te verkopen, koos hij ervoor om het landgoed en vooral het landschap voor het nageslacht te bewaren door het te verkopen aan natuurorganisaties als Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten. En dankzij deze baron, is en blijft Ommen een aantrekkelijke plaats voor toeristen die in groten getale afkomen op de enorme bossen en zandverstuivingen. 

En dankzij Joke Draaijer is zijn levensverhaal voor altijd vereeuwigd in een boek.

Geef een reactie

error: Content is protected !!